Ontmoet Ingrid! Sinds een jaar werkt ze, naast haar functie als oncologieverpleegkundige in het Amsterdam UMC locatie VUmc als freelance ondersteuningsconsulent voor Stichting OOK en vanaf januari wordt ze naast Jolanda en Suzanne een vast gezicht in het team! Ze werkt ruim 25 jaar in het Amsterdam UMC en volgde de opleiding Ondersteuningsconsulent, daarna ging ze bij ons aan de slag in diezelfde rol. Ze vertelt je er graag alles over!
Ontmoet ondersteuningsconsulent Ingrid
Je volgde via Stichting OOK de opleiding tot ondersteuningsconsulent en ging daarna bij ons aan de slag, naast jouw functie in het Amsterdam UMC, hoe ben je bij ons terechtgekomen?
‘Ik wilde na ruim 25 jaar in het ziekenhuis gewerkt te hebben iets anders doen buiten het ziekenhuis. Dat was al een aantal jaar mijn wens. Ik heb eerst een coaching opleiding gedaan en daarna kwam de vraag: Wie ga ik coachen? Ik weet veel van oncologie en het past goed bij me, dus daar kwam ik bij uit. Een collega attendeerde me op OOK en zo is het balletje gaan rollen. Vervolgens heb ik de opleiding gedaan. Nu werk ik samen met Suzanne en Jolanda als ondersteuningsconsulent.
Welk deel van de opleiding zet je het meest in de praktijk in?
‘Gesprekstechnieken, het canvas met daarin hoofdlijnen die je kunt inzetten tijdens gesprekken. Bijvoorbeeld op het gebeid van voeding, werk en relaties. Het doel van de ondersteuningsconsulent is dat de regie bij de patiënt blijft, je loopt mee in het traject. Een patiënt weet vaak niet wat hij of zij kan verwachten tijdens of na een behandeling. Er is veel op het gebied van zorg, maar het is moeilijk om te vinden en het kost ook veel energie om de juiste zorg op het juiste moment te vinden. Zeker op maat, in je eigen woonomgeving. Mensen komen vaak van ver naar een universitair ziekenhuis of gespecialiseerd kankercentrum en dan is het vaak moeilijk om hulp in jouw eigen omgeving te vinden. Ik maak daarbij gebruik van de verwijsgids kanker, waar alle betrouwbare zorgverleners met een oncologische notitie in staan.’
Kun je de kennis die je hebt opgedaan in de opleiding ook inzetten bij het Amsterdam UMC?
‘Ja zeker! Ik ben een doorgewinterde oncologieverpleegkundige op het gebied van oncologie en hematologie en ik put voortdurend uit eigen kennis en ervaring. Hiervoor keek ik veel naar hulpverlening in en om Amsterdam, maar nu kijk ik veel breder. Ik informeer patiënten over Stichting OOK en kan vertellen dat er nog meer mogelijk is op het gebied van zorg.
Wat is voor jou de kern van de rol van de ondersteuningsconsulent?
‘Als ondersteuningsconsulent voer je een gesprek met de patiënt of naaste. Je onderzoekt wat de hulpvraag is; wat hebben ze nodig? Mensen moeten er zelf mee komen, maar je ondersteunt ze met erachter te komen door middel van de gesprekstechnieken. Veel mensen lopen ook de module ‘Op adem na borstkanker’ door. Je luistert naar wat mensen nodig hebben en je kijkt welke hulpverlening er in die regio beschikbaar is.’
Hoe komen mensen met kanker bij jou terecht?
‘Mensen kunnen zich aanmelden via Mijn OOK. Ik bekijk dan het dossier, ik benader de patient en maak dan het eerste contact, telefonisch. In het VUMC geef ik voorlichtingsgesprekken wanneer mensen voor het eerst voor een kuur komen. Daarbij vertel ik mensen altijd ook over OOK en benadruk hoe het je kan helpen, zeker wanneer je zoekende bent of met veel vragen zit.
Eigenlijk komen mensen nooit in het begin van een behandeltraject bij mij terecht, dan ligt de focus toch ook vaak op (over)leven. Hoewel ik gisteren een vrij jonge patiënt aan de telefoon had die zei: ‘Jeetje had ik dit maar meteen geweten! Ik had zo iemand nodig voor ondersteuning, die je even kunt mailen of bellen met de vraag waar je het kunt zoeken.’
‘Mensen komen toch vaak later in het proces bij ons terecht voor ondersteuning bij kanker en dat is toch jammer, want er zijn zoveel punten waarop je hulp kunt bieden, juist aan het begin van een behandeling.’
Waar ligt dat aan denk je?
‘Het is heel veel voor een persoon wanneer je de diagnose kanker krijgt. Het is ook een rouwproces denk ik. Eerst willen ze het hele behandeltraject door. Ik krijg dat ook vaak terug. Pas als ze dan losgelaten worden, wanneer de behandeling voorbij is, komt dat zwarte gat, waarbij mensen denken: ‘Nu heb ik hulp nodig!’ Dan hoop ik maar dat ze ons nog weten te vinden.’
Wat zijn vraagstukken waar je mensen mee kunt helpen?
‘De vraag: Hoe moet ik nu verder? Wanneer je uitbehandeld bent, maar niet genezen, maar zeker ook wanneer mensen wel genezen zijn. Ik hoor vaak terug dat mensen in de war zijn. Je bent ‘schoon verklaard’ en verwachten dan heel blij te zijn met dat nieuws, maar ze zijn niet blij. Ze zijn bang dat het terugkomt, zijn het vertrouwen kwijt. Maar ook zeker met vraagstukken op het gebied van werk. Wanneer je de dood in de ogen hebt gekeken, ga je anders tegen bepaalde zaken aankijken. Zoals je relatie, het gezin. Iedereen in de familie krijgt dan te maken met kanker. In het begin wijkt alles voor diegene met kanker, maar op een gegeven moment gaan mensen/naasten weer verder met het leven, terwijl er voor de patiënt zoveel veranderd is. Dat vind ik ook altijd de moeilijkste vraag. Daar is niet altijd een passend antwoord op. Soms verwijs je mensen dan door naar een psycholoog.
Daarnaast help je mensen ook op weg met meer praktische zaken zoals bijvoorbeeld een diëtist of een fysiotherapeut.’
Wat is je het meest bijgebleven?
‘Dat ik persoonlijk merk hoe belangrijk je bent voor mensen als ondersteuningsconsulent. Vaak ook omdat ze het zelf in eerste instantie niet verwachten. Ik hoor vaak: ‘Wat fijn dat ik eindelijk begrepen word!’ Ik merk ook dat mensen het fijn vinden dat ik ook oncologieverpleegkundige ben.
De persoon die me het meest is bijgebleven is een oudere dame, die al 14 jaar ziek was. Ze had al heel veel doorgemaakt op het gebied van hulpverlening en ze was redelijk sceptisch tegenover OOK en verwachtte er niet veel van. Dan komt mijn ervaring van pas. Ik kon haar vertrouwen winnen. Wat ze uiteindelijk nodig had, was een maatje om mee te praten en leuke dingen mee te doen. Ze was aan het vereenzamen omdat ze al zo lang ziek was. Ik noemde toen een ‘buddy’, maar dat was niet wat ze wilde, ze wilde niet over koetjes en kalfjes praten en zelf de regio houden. Uiteindelijk kwamen we toch samen op het idee om een duidelijk zoekplaatje te maken voor een maatje, waarbij ze aangaf wat voor haar interessante onderwerpen en uitjes zijn. Zo vond ze een geschikt maatje en kon ze zelf de regie houden.’