De 21-jarige Sarah Hemmes ziet zichzelf niet als jonge mantelzorger als ze terugkijkt op de periodes in haar jeugd toen haar moeder ernstig ziek was. ‘Nee, ik vond het juist heel logisch dat ik extra klusjes deed in huis en haar zo veel mogelijk gezelschap hield. Dat is toch vanzelfsprekend? Soms wilde ik zelfs dat ik nóg meer voor haar kon doen, zodat ze weer beter kon worden.’
De eerste keer dat haar moeder ziek werd, was Sarah 10 jaar oud. ‘Ik weet het nog precies. Terwijl mijn ouders boven waren, was ik beneden aan het spelen. Op een gegeven moment kwamen ze de kamer binnen. Aan hun gezichten zag ik meteen dat er iets was. Ik moest bij hen op de bank komen zitten, en terwijl ik bij mama op schoot zat en ze me knuffelde, vertelde papa dat we niet op vakantie zouden gaan. Dat kon niet want mama had een bobbeltje in haar borst. Een slecht bobbeltje. Dat moest eruit, want anders zou mama ernstig ziek worden. Ze moest zo snel mogelijk geopereerd worden.
Ik ben geen moment teleurgesteld geweest dat de vakantie niet doorging, want ik zag wel aan hun gezichten dat het iets heel ergs was. Er was iets met mama en dat was het allerbelangrijkst.’
Operaties
‘Ik was niet bang, maar ik vond het wel eng’, weet Sarah nog precies. ‘Vooral toen ik de reacties zag van mijn vriendinnen en de leerkracht van de basisschool. Zij waren meer in shock dan ik, maar het deed me wel beseffen dat blijkbaar niet iedere moeder dit had.’
Niet lang daarna werd de moeder van Sarah geopereerd. ‘De eerste keer dat ik haar na de operatie zag, schrok ik heel erg. Dat beeld zie ik ook nog steeds voor me. Mama, die daar lijkbleek in dat grote bed lag. Zo kwetsbaar. Met roze plekken op haar huid rond het operatiegebied. Ze was zó beroerd van de narcose. Ik heb geen woord gezegd. Wel gehuild. Waarschijnlijk omdat mama ook moest huilen. Ik was helemaal overdonderd. Na haar borstamputatie is ze trouwens nog een paar keer geopereerd, omdat het wondgebied er erg lelijk uitzag. Ze lag daardoor heel vaak in het ziekenhuis en ik heb haar vaak uit de narcose zien komen. Elke keer was ze daar weer erg ziek van. Elke keer als zij was opgenomen, moest ik ’s avonds thuis in bed erg huilen. Niet omdat ik bang was dat er iets niet goed zou gaan hoor, maar gewoon omdat ik haar zo miste.’
Chemotherapie
‘Mama bleef 5,5 jaar onder controle, en toen kreeg ze te horen dat ze helemaal beter was. Ze heeft toen zelfs nog een feestje gegeven. Maar na een halfjaar was het weer mis. Dit keer zat de kanker dichter bij haar oksel en was het zich al aan het uitzaaien. Dat was wel heel heftig. Ik was inmiddels 15 en besefte alles veel beter dan de eerste keer. Ik was ervan overtuigd dat ze dood zou gaan’, blikt Sarah terug. ‘Er werd gelijk gestart met chemokuren: zestien in totaal. Eigenlijk vond ik dat nog erger dan die operaties. Ik vond het vreselijk om mama zo ziek te zien. Ik deed altijd al wel klusjes in huis, maar nu vroeg papa mij voordat hij ging werken om wat extra dingen te doen. Even paracetamol halen, wat boodschapjes doen, een kopje thee zetten voor mama. Ik heb dat overigens nooit ervaren als vervelend. Ik vond het juist belangrijk om haar die steun te geven. Om bij haar te zijn. Zelf heeft ze me in die periode trouwens nooit iets gevraagd. Dat kwam eigenlijk altijd van papa. Mama spoorde me juist aan om afleiding te zoeken.’
Niet gezien
‘Als ik nu terugkijk, had ik er meer voor mama willen zijn. Vooral in die periode dat ze chemo’s kreeg. Papa ging altijd met haar mee, maar ik ben slechts vier keer mee geweest. Ik was 15 en was bezig met jongens en mijn vriendinnen. Daar heb ik nu best wel last van. Ik had veel meer voor haar kunnen doen’, klinkt het zacht. ‘En waar ik ook lang moeite mee heb gehad, is dat ik in het ziekenhuis helemaal niet gezien werd. Ik had het fijn gevonden als de artsen mij ook een keer hadden aangekeken in plaats van alleen papa. Ik mocht nooit bij gesprekken aanwezig zijn, en kreeg alle informatie doorgespeeld via papa. Ook de verpleging was eigenlijk helemaal niet met mij bezig. Behalve die ene verpleegster die zei dat ik best wel even bij mama in bed mocht gaan liggen.’
Hecht
‘Gelukkig is mama weer helemaal beter geworden’, vertelt Sarah opgelucht. ‘Ik heb een heel goede relatie met haar. Eigenlijk is ze een soort van beste vriendin van me. Ook met papa heb ik een fijne band. Door mama’s ziekte zijn we als gezin nóg hechter geworden dan we al waren. En ik denk dat haar ziekte er bij mij voor heeft gezorgd, dat ik echt over mijn gevoelens heb leren praten. Mijn moeder is heel sterk en het hele gebeuren heeft mij ook sterker gemaakt. Ze is ook altijd positief gebleven. Het heeft dus ook goede dingen voortgebracht.’
In aanloop naar de Dag van de Mantelzorg vragen Stichting Optimale Ondersteuning bij Kanker (OOK) samen met Gilead Sciences aandacht voor naasten van mensen die leven met kanker. Dit kan een familielid, partner of goede vriend(in) zijn die uit liefde voor de ander de rol van mantelzorger – en daarmee de zorgtaken – op zich neemt maar zichzelf wellicht (nog) niet zo ziet.
Heb je vragen of wil je graag hulp? Ga dan in gesprek met onze ondersteuningsconsulent via de online omgeving ‘Mijn OOK‘. Maak kennis tijdens een intakegesprek en bekijk samen wat jouw behoeften zijn. Vervolgens krijg je de begeleiding die bij jou past, zoals bijvoorbeeld een maandelijks videobelconsult. Klik op de onderstaande knop voor meer informatie.